- forceren
- {{forceren}}{{/term}}I 〈overgankelijk werkwoord〉1 [algemeen]forcer♦voorbeelden:1 een deur forceren • forcer une porteeen doelpunt forceren • forcer un buteen doorbraak forceren • faire une percéeeen lachje forceren • rire jauneeen motor forceren • forcer un moteurz'n stem forceren • forcer sa voixII 〈wederkerend werkwoord; zich forceren〉1 [+ tot][zich dwingen] s'efforcer (de)2 [zich te veel inspannen] se forcer♦voorbeelden:2 zij heeft zich bij het tillen geforceerd • elle s'est forcée en soulevant qc.
Deens-Russisch woordenboek. 2015.